LijnVDA-rechts

Arbeidsvreugde & kwaliteit bij eindberen

Opgemaakt door Guido Ceyssens, vertegenwoordiger varkens bij Vanden Avenne-Ooigem nv

 

Een aantal ergernissen op een varkensbedrijf “ergens in de Kempen” hebben aanleiding gegeven om actief op zoek te gaan naar alternatieve genetica in eindberen. Zoals vaak bepaalt de “opbrengstprijs van de vleesvarkens” de richting welke beer te kiezen. Verder is het van “horen zeggen”; “impulsief denken” en “de hype van het moment” die een mogelijke eindbeer bepalen.

 

De dagelijkse werking van het bedrijf mocht in dit opzet niet in het gedrang komen. Steeds moest er per drie weken eenzelfde hoeveelheid varkens naar het slachthuis. Eerder een zeug minder dan overtallige biggen verkopen is al jaren het bedrijfsmotto. De richtlijnen bij de “10 geboden van het varkens laden” worden al een hele periode strikt toegepast.

 

Gedurende meer dan een jaar werden vier verschillende eindberen ingezet en vergeleken met elkaar.

 

Zo werd de vruchtbaarheid en kraamstalresultaten van diverse groepen vergeleken, de kengetallen op de biggenbatterij en in de vleesvarkensstal berekend en opgevolgd. De kwaliteit van de slachtvarkens opgelijst en vergeleken met elkaar. Van de in totaal 23 groepen (9.048 afgeleverde varkens) werden ook verschillende financiële marges berekend als voederkostprijs bij babybiggen en vleesvarkens, opbrengsten per kg levend en geslacht alsook de marge per 100 dekkingen.

 

Als toemaatje werd ook het bedrijf zelf bevraagd naar de ervaring en perceptie per genetica.

 

Het uiteindelijk rapport geeft een aantal verrassingen.

 

 

Terwijl genetica A uitblinkt in de kraamstal, kostprijs per big op 20 kg en % inslacht is lijn B winnaar in de kostprijs per vleesvarken in de vleesvarkensstal, uitmuntend in voerconversie, slachtkwaliteit en uitbetaalde toeslag. Lijn C heeft het hoogste productiegetal in de batterij en vleesvarkensstal, en levert het hoogste percentage goed afgeleverde varkens. Lijn D heeft de meeste punten gekregen als minst doodgeboren biggen, als hoogste aflevergewicht en had de hoogste perceptiescore van de varkenshouder.

 

Het verschil in marge per 100 dekkingen liep op tot meer dan 24.000 euro bij gemiddeld gelijke voeder- en opbrengstprijzen in de proefperiode. Per 100 levend geboren (LG) biggen heeft de beste lijn 10 varkens meer goed afgeleverd (87 varkens/100 LG) dan de minste lijn (77 varkens/100 LG).

 

De lijn met de beste levensgroei had het hoogste PG bij de zeugen maar de minste opbrengst per kg levend, het laagste vleespercentage maar niet de laagste marge per 100 dekkingen.

 

Vandaag gebruikt de varkenshouder de lijn die over heel het traject de minst hoge of lage uitschieters had, m.a.w. de minst opvallende genetica. Daar heeft hij het beste gevoel bij.

 

De conclusie bij deze praktijkervaring is een opmerking van het betrokken bedrijf zelf: “de bedrijfsvoering en het seizoen hebben meer invloed op de resultaten dan de genetica”! Verder is “arbeidsgemak” meer waard dan de grootste financiële marge te willen nastreven in onze bestaande bedrijfsvoering.

 

Extra detailinformatie over het project kunt u bekomen bij onze varkensspecialisten.